In arme communities heerst er op veel vlakken schaarste. En dat doet iets met mensen. In het zeer interessante boek Schaarste – waarom te weinig hebben zoveel betekent van Harvard-econoom Sendhil Mullainathan en Princeton psycholoog Eldar Shafir, tonen zij met voorbeelden aan dat niet alleen falen de oorzaak van armoede is, maar armoede ook de oorzaak van falen is.
Schaarste is minder hebben dan je voor je gevoel nodig hebt. Bijvoorbeeld een gebrek aan tijd, geld, voedsel of sociale contacten. Het brein wordt te veel belast en focust zich op het tekort, met ingrijpende gevolgen. Het heeft invloed op uiteenlopende gedragingen, zoals geduld, tolerantie, aandacht en toewijding. Maar ook op het geheugen. Het leidt tot onverstandige beslissingen, onzorgvuldigheid, afwezigheid, impulsiviteit, kortzichtig gedrag en het maken van fouten. Dit geldt ook voor Nederlandse organisaties waar de schaarste vaak door prestatie- en tijdsdruk ontstaat. In kwetsbare communities komen er nog talloze vormen van schaarste bij: hun eerste levensbehoeften zijn geen vanzelfsprekendheid – er is een gebrek aan geld en voedsel. Het is leven met de dag.
In het begin van Che Amigo ben ik me niet zo bewust van dit fenomeen, maar ik ga het steeds meer ‘herkennen’. Bij de mensen met wie we werken resulteert dit bijvoorbeeld concreet in het niet nakomen van afspraken, te laat zijn, mail niet lezen, niet op komen dagen, slechte concentratie, etc. Moeilijk om mee te werken, maar het is de realiteit. Verzet van mijn kant hiertegen heeft niet zoveel zin. De mensen denken in het algemeen altijd aan de korte termijn. Wat ik steeds probeer is om het waarom van langetermijndenken uit te leggen. Het team van Club 25 de Mayo in Buenos Aires organiseert bijvoorbeeld iedere zondag een loterij waar ze wat tientjes mee ophalen. Een paar zondagen schrijven aan een goed voorstel dat, via Che Amigo, 15.000 euro kan opleveren komt niet in hen op. Door veel geduld en uitleg beginnen ze dat te begrijpen, maar zolang er schaarste is, vindt er geen duurzame gedragsverandering plaats. Ze blijven gefocust op concrete, korte termijn activiteiten. Dat is de natuurlijke reactie van het brein op schaarste. Dus eigenlijk bepaalt de hoeveelheid schaarste die er in een community is de (on)mogelijkheid van duurzame ontwikkeling. Daarom is er voor ontwikkeling altijd een holistische en integrale aanpak nodig.
Rosa kan als jonge vrouw moeilijk op tegen de oudere mannen van haar community in Bolivia. Martin zal nooit de ‘dorpswijze’ kunnen worden zolang hij geen vader is. Julie Roy zal heel lastig directrice van een middelgrote stichting kunnen worden omdat ze uit een arme community komt. Delia loopt als zelfstandige vrouw dagelijks tegen vele vooroordelen aan in haar sloppenwijk in Buenos Aires. Op vele manieren zijn er in de communities diepere hiërarchische systemen die ontwikkeling in de weg staan. Nog steeds zijn er grote klassenverschillen, en stereotypes van man-vrouw, jong-oud. In het Argentijnse bedrijfsleven kom je met een goed CV nog steeds lastig aan de bak als je geen contacten (lees: familie) hebt in de sector waar je wil werken. Deze hardnekkige systemen veranderen langzaamaan. Hier is tijd en geduld voor nodig. Wij houden de mensen met wie we werken voor zich niet te laten ontmoedigen. Gefrustreerd raken is niet effectief. Richt je op die zaken waar je wel invloed op hebt.
Padre Chifri is voor mij een groot voorbeeld van hoe je draagvlak kunt realiseren. Maandenlang loopt hij van dorpje tot dorpje om echt iedereen te bezoeken en te spreken over het bouwen van een middelbare school. Hij stelt hen allen de vraag: hoe kunnen jullie bijdragen? Het is een lang proces dat veel geduld vergt. Uiteindelijk besluiten de mensen zich gezamenlijk in te zetten om alle stenen te leveren waarmee de school wordt gebouwd. De school wordt daardoor op een diepere gevoelslaag van hén. En dat heeft grote positieve impact voor de lange termijn. Daarbij communiceert Padre Chifri dagelijks met alle stakeholders: de stichting, het schoolbestuur, de kerk en de community. Hij luistert, heeft visie, beslist en legt uit. Zonder draagvlak en communicatie is er geen (duurzame) ontwikkeling. In de gebieden waar ik ben, zie ik diverse ontwikkelingsprojecten die op termijn niet werken. Te veel gestuurd van bovenaf, te weinig communicatie (lees: vertrouwen). In het inheemse dorp van Martin en Anibal worden er bijvoorbeeld op een dag tv’s gebracht voor alle mensen. Maar er is juist behoefte aan water en sanitaire voorzieningen! De tv’s doen het kortstondig. Het vertrouwen in de overheid neemt op korte termijn toe, maar op lange termijn juist weer af. Op alle lagen waarin ik samenwerk met mensen is draagvlak en vertrouwen nodig. Hoe realiseer je dit? Volgens Padre Chifri langzaam handelen dus. Iedere belanghebbende moet erbij worden betrokken.
Zuid-Amerika heeft een collectievere maatschappij dan Nederland. Familiebanden en de community zijn daar enorm belangrijk. Overal waar ik ben, zie ik mooie, positieve voorbeelden van mensen en organisaties die de community vooruit willen helpen: een kerk, een stichting, een activiteitencentrum, een groepje alleenstaande moeders. Het gemeenschapsgevoel is er altijd. Er is oog voor elkaar.
In de wijk La Boquilla in Cartagena, Colombia weten de mensen altijd in no-time dat er ergens in de wijk iets te doen is. Via de spreekwoordelijke tamtam. Muziek, dans en sport zorgen voor verbinding. En dat is er altijd volop. Het leven speelt zich meer af op straat of in buurthuizen dan binnenshuis of digitaal. Er is geen geld voor lange vakanties of zelfs reizen buiten de community. De zorg voor elkaar vind ik mooi om te zien. Al ben en blijf ik buitenstaander, ik zet me wel in om geaccepteerd te worden. Voetballen met de locals helpt daar bijvoorbeeld bij. Je kwetsbaar opstellen door mee te doen met hun activiteiten en gewoonten. Hoe meer menselijk contact je maakt, hoe meer je uiteindelijk bereikt. Ze doen ‘zaken’ met de mensen die ze mogen. Ze zullen dan zelfs hun nek voor je uitsteken en je bescherming bieden waar nodig in de wijk. Op onbewust niveau doen de mensen met wie we werken dat continu.
Eigenlijk zijn er altijd belangrijke informele leiders binnen een gemeenschap. Mensen die er al lang wonen of werken. Of die veel doen voor de community. Zij kennen iedereen en zijn altijd aan het lobbyen bij de formele leiders. Als je iets gaat opstarten, dan bespreken de meeste mensen dat idee als eerste met de informele leiders. Wat mij opvalt is dat deze informele leiders vaak vrouwen zijn. Het zijn de meest proactieve dames uit de wijk en ze beïnvloeden veel. In Colombia werken we met een grote groep vrouwen, de mama’s comunitarias. Enorm betrokken en ze weten precies hoe de hazen lopen. Alle initiatieven lopen via hen. Dus als je ontwikkeling wil, dan is het goed de informele leiders te leren kennen en deze in te zetten voor je plannen.
Mensen komen in beweging als ze zich kunnen identificeren met rolmodellen. Dat is in kwetsbare gebieden nog belangrijker dan bij ons. Voor ons zijn de projecten van de jongeren cruciaal. Dit zijn voorbeelden voor anderen. Maar ook de trainers moeten het liefst zelf uit de wijk komen. Zij kennen de mensen en op een onbewust niveau worden ze geheel geaccepteerd. Dat ‘niveau’ is voor een buitenstaander nooit te bereiken. Ik geloof dus heel erg in het bottom–up ontwikkelen. Initiatieven vanuit de gemeenschap zelf. We hebben een tijd in een gevangenis in Buenos Aires gewerkt. Als daar een jonge gedetineerde een positieve draai aan zijn/haar leven geeft, heeft dat veel impact op de jongeren in de wijk.
De leiders (formeel en informeel) moeten de ontwikkelingen te allen tijde steunen en faciliteren. Anders krijg je geen ontwikkeling. Wij blijven daarom in gesprek met deze mensen. Want mijn ervaring is dat als ik hen ‘verlies’, het project ook verloren gaat. In het inheemse dorp van Martin en Anibal is de dorpswijze bijvoorbeeld erg belangrijk. Hij bemoeit zich in het begin niet veel met ons. Ik veronderstel ten onrechte dat dit voor mij wel handig uitkomt. Hij doet toch niet veel voor ons, dus waarom zou ik veel tijd in hem stoppen? Later begrijp ik dat hij op een gegeven moment wel degelijk zijn stempel gaat drukken en de mensen hem daarin volgen. We hebben hem af en toe nodig. Voor het huren van een ruimte, het organiseren van een event, etc. Ik zie hoe de jongeren hem benaderen en daarmee omgaan. Ik begrijp dat het essentieel is en besteed daar vanaf dat moment meer tijd aan. Ik ga af en toe bij hem langs om thee te drinken. We bespreken het project. Het lijkt of hij niet veel interesse heeft, want hij stelt me nooit vragen. Maar ik weet dat hij dat wel heeft. Voor het slagen van een project moet ik met hem blijven communiceren. Wel geloof ik dat de echte veranderingen juist in de vernieuwende projecten zitten. De ideeën, de rolmodellen, de voorbeelden, het leren, het uitvoerende werk: dat gebeurt vrijwel altijd door de ‘gewone’ mensen uit de community zelf. Vaak hebben ze alleen net eventjes dat zetje in de rug nodig van de leiders om hen het vertrouwen te geven.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van Berckeleysquare
Jasper Wegman (1970) is naast de oprichter van de stichting Che Amigo ruim twintig jaar actief in de wereld van organisatieverandering. Hij werkt als organisatie- en leiderschapscoach en richt zich met name op vraagstukken binnen een purpose-gedreven economie. Hij geeft inspirerende workshops over het ontdekken van je WHY en wat kunnen we als team leren van kwetsbare communities? Contact: jasper@berckeleysquare.nl, 0645219543.
Jasper@berckeleysquare.nl